Paragrafen

Financiering

Ontwikkelingen

Rentevisie 2026

Er is nog altijd sprake van een forse overliquiditeit en de verwachting is dat die minimaal tot en met 2026 zal blijven bestaan.

De overliquiditeit die wij de afgelopen jaren kenden is er nog steeds. Daardoor blijft sprake van een erg lage omslagrente. De omslagrente zal de komende jaren wel gaan stijgen, omdat de overliquiditeit op den duur zal afnemen en er uiteindelijk weer financieringsbehoefte zal gaan ontstaan. Daarnaast worden er de komende periode ook leningen afgelost die een lager contractpercentage hebben dan de gemiddelde rente op de leningenportefeuille, waardoor deze licht zal toenemen. Dit effect is echter marginaal.

De huidige 1-jaars rente ligt op 2,10%, inclusief een liquiditeitsopslag van 0,03%. De 10-jaars rente bedraagt 3,10%, inclusief een opslag van 0,49%. 30 jaar lenen kost 3,70% (inclusief 0,80% opslag) en dit tarief voor het aantrekken van een lening blijft nagenoeg gelijk wanneer de looptijd oploopt naar 50 jaar (waarbij de basisrente ongeveer 0,10% daalt en de opslag 0,10% stijgt).
Kijken we naar de verwachting van analisten voor over een jaar, dan zien we 10-jaars tarieven tussen 3,00% en 3,5%. Deze verwachting is gebaseerd op het verder verlagen van de rente door de ECB omdat de inflatie verder afneemt. De geopolitieke onzekerheden kunnen er echter voor zorgen dat de lange rente toeneemt. De conflicten in Oekraïne en het Midden-Oosten kunnen de inflatie en het renteverloop beïnvloeden. Wat voor gemeenten nog een risico vormt is het feit dat de Nederlandse staat relatief veel betaalt voor lange leningen. Wanneer de beschikbare liquiditeit afneemt, kan dat betekenen dat beleggers liever een lening verstrekken aan de staat dan aan een gemeente. Staatsleningen hebben een looptijd van maximaal 30 jaar bij aanvang, dus voor beleggers die langere looptijden willen aanbieden is dit geen alternatief.

In de paragraaf Weerstandsvermogen en Risico's wordt er rekening mee gehouden dat de feitelijke rente anders kan verlopen. In de alinea over renterisicobeheer is te zien dat de kosten van een eventuele rentestijging zeer ruim gedempt worden, doordat sprake is van een grotere spreiding van de leningenportefeuille dan de wettelijke kaders voorschrijven. In de doorrekening van de begroting gaan wij in het jaar 2026 voor de korte rente uit van gemiddeld 1,0%, waarbij dit een rente is die wij ontvangen omdat wij verwachten dat er het gehele jaar sprake zal zijn van een positieve liquiditeit. Dat houdt ook in dat wij verwachten in 2026 geen lange leningen te hoeven aantrekken. Op dit moment (september 2025) ligt de korte rente voor leningen rond de 2%, en ontvangen wij circa 1,9% op de rekening courant bij de schatkist. De laatste rentevergadering heeft de ECB de tarieven ongewijzigd gelaten op 2% en de verwachting is dat in september eveneens geen mutatie wordt doorgevoerd.
Als gevolg van de rente die wij op onze liquiditeit ontvangen blijft de omslagrente laag. Voor 2026 gaan wij uit van [0,4%]. Indien toch besloten wordt voor bepaalde projecten financiering aan te trekken, dan moet rekening worden gehouden met een tarief van 3,5 a 4,0%.
Waar wij de afgelopen jaren een inverse rentestructuur zagen (hierbij is de korte rente hoger dan de lange rente) kent de rentecurve op dit moment weer een gebruikelijk verloop. Voor een lening gedurende 2 jaar geldt een prijs van ongeveer 2,20% en voor een 10 jarige lening moet op dit moment 3,20% worden betaald. Het tarief voor leningen van 25 tot 50 jaar ligt momenteel tussen 3,75 en 3,80%. Dit is inclusief een liquiditeitsopslag van 0,75 tot 0,85%.
Algehele verwachting is dat lange leningen het komende jaar nog iets duurder zullen worden (door hogere basistarieven en hogere liquiditeitsopslagen) en korte leningen juist iets in prijs zullen dalen.

Overige ontwikkelingen

Gemeenten maken verplicht gebruik van Schatkistbankieren (het plaatsen van overtollige liquide middelen op een rekening bij het Ministerie van Financiën). De tarieven die het ministerie hanteert volgen het ECB tarief voor de depositofaciliteit (het tarief dat banken ontvangen wanneer zij deposito’s plaatsen bij de centrale bank). Banken weten vooraf niet of de ECB de tarieven zal verhogen of dat ze die gelijk zal houden. Een verhoging is vaak 0,25% of 0,50%. Zelfs vlak voor een vergadering van de ECB wordt er nog gespeculeerd over een eventuele verhoging en hoe hoog een mutatie zal zijn. Dat betekent dat verwachte rendementen voor kasgelden, die lopen gedurende een periode waarin de ECB rentevergaderingen heeft, op basis van verschillende interpretaties uiteen kunnen lopen. Wij plaatsen onze overtollige middelen deels bij gemeenten die korte financieringsbehoefte hebben. Bij het bepalen van een prijs moeten ook wij een inschatting maken van het verloop van de korte rente, om zo te kunnen berekenen of het aantrekkelijker zal zijn om geld bij de centrale bank aan te houden of om geld bij een gemeente te plaatsen. De actuele ECB depositorente (deze vormt de basis voor de rekening courant tarieven van de ECB) ligt op 2,00%. Verwachting is dat deze rente de komende maanden niet zal wijzigen, maar daarna wellicht nog iets verder zal dalen.

De overliquiditeit die wij per ultimo 2025 verwachten bedraagt 238 miljoen euro. Daarover wordt nog een substantieel bedrag aan renteontvangsten verwacht gedurende de tweede helft van 2025 en het jaar 2026. Wij verwachten dat de omslagrente in 2025 op 0,00% uitkomt. Voor 2026 gaan wij uit van 0,4%.

Om de nationale schuld en het Nederlandse begrotingstekort te beheersen zijn er afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten. Deze afspraken zijn in een wet vastgelegd, de zogenaamde Wet HOF (Houdbare overheidsfinanciën). Binnen de rijksbegroting zorgen de loonkosten voor een behoorlijke stijging. De kosten voor de opvang van ontheemden zijn fors afgenomen, maar de uitgaven aan defensie zullen de komende jaren toenemen. Los van het volume van de staatsschuld, die zal toenemen als gevolg van de hogere uitgaven, zullen de rentelasten progressief stijgen omdat de tarieven van nieuw aan te trekken financiering fors hoger zullen zijn dan de tarieven die overheden de afgelopen jaren over hun schuld moesten betalen. Wij zien ook dat gemeenten niet veel minder betalen dan het Rijk. Dat is financieel aantrekkelijk, maar heeft wel tot gevolg dat een aantal beleggers haar beschikbare middelen liever aan het Rijk uitleent dan aan gemeenten. Dit zou een prijsverhogend effect kunnen hebben op toekomstige leningen voor gemeenten.

Eind 2014 is de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO), als onderdeel van de Wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO), aangepast. Intussen is dat bijna 10 jaar geleden. De ratingeisen die in deze regeling worden aangegeven zijn intussen achterhaald nu verplicht gebruik moet worden gemaakt van schatkistbankieren, maar zijn binnen de wet nog niet geactualiseerd. Wel is er een kleine drempel, die buiten deze verplichting geldt. Daarom hanteren wij in ons treasurystatuut voorlopig nog een ondergrens van AA-.

De administratieve organisatie van de treasuryfunctie is georganiseerd conform het door uw Raad op 21 mei 2024 vastgestelde Treasurystatuut. Het statuut is in werking getreden per 1 januari 2024. Het bevat geen wijzigingen ten aanzien van de administratieve organisatie.

Treasurystatuut 2024 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl)

Deze pagina is gebouwd op 10/10/2025 07:33:06 met de export van 10/10/2025 07:24:21